In 't kort

Geschiedenis van Lendelede

Lendelede is een oude nederzetting; volgens oude kronieken liep er van Noord naar Zuid een Romeinse heirweg door de gemeente.

De oudste bekende vermelding van Lendelede dateert van het jaar 1078. Volgens een nog bewaard stuk in het Rijksarchief te Kortrijk, komende van het Sint-Salvatorskapittel te Harelbeke wordt de naam "Lethae" daarin vermeld. Het gaat hier zonder twijfel over Lendelede. Immers een zekere vrouw Folkswinde en haar zonen, schenken twee bundergoed aan het dorp "Lethae, dit tot zielerust van de overleden echtgenoot en vader Rudolf. Belangrijk is de vermelding "Villa videlecit Lethae nomine". "Villa Lethae" was op dit ogenblik een dorp, alwaar er misschien al een kapel of een kerkje stond.

In 1146 was er zeker een bedehuis want in dat jaar schonk bisschop Anselmus van Doornik het "Altare Liedda" aan de St.-Maartensabdij van Doornik. Dit betekende dat genoemde abdij het recht kreeg de priester voor te stellen die te Lendelede pastoor zou worden. Dit bewijst dat er dan zeker een parochiekerk stond, waarvan de inkomsten voldoende waren om een pastoor te onderhouden.

Lendelede behoorde tot de kasselrij Kortrijk en de roede van Menen. De heerlijkheid "Steuren Ambacht' had de meeste eigendommen in bezit, en de "Vierschaer" was gelegen nabij de verdwenen hoeve van Cyriel Dochy in de Langemuntelaan. Verschillende Heren hadden in de loop der tijden de parochie in bezit. De meest bekenden waren van het geslacht "De Beer" die ook Heren waren van Meulebeke, Grammeene, Merkem, e.a. De laatste Heer voor de Franse revolutie was baron Valeriaan-Amaat de La Grange, een Franse edelman (°1734 - +1798). Hij moest vluchten gedurende deze revolutie en stierf zeer arm in Nederland. Het is zijn wapenschild dat de gemeente heeft aangenomen. Vroeger stond er een kasteel al dan niet door de Heer bewoond. Het werd na 1700 afgebroken en was gelegen in de Ingelmunstersestraat op de hoeve Lampaert.

Lendelede had in de loop der tijden veel te lijden van oorlogen, plunderingen en ziektes:

  • In 1658 vielen de Fransen onze gewesten binnen en deden er allerlei baldadigheden.
  • In 1694 telde men zevenmaal meer overlijdens dan geboorten en in 1707 stierven er 231 inwoners van de pest.
  • Tijdens de Spaanse successieoorlog richtten de geallieerde legers zware schade aan. Acht hoeven en tal van woningen werden vernield, alsook de tiendenschuur van de pastoor.
  • Gedurende oorlog 1744-1745 moest de bevolking soldaten inkwartieren en zorgen voor proviand en manskracht. Zo ook tijdens de Franse revolutie en de aanhechting bij Frankrijk 1794-1814.
  • In 1794 zijn er 287 inwoners aan de rode loop gestorven. In de Boerenkrijg sneuvelden 11 Lendeledenaren in de strijd.
  • Gedurende de Eerste Wereldoorlog werd de gemeenteschool een Duitse bakkerij. Een fabriek, het klooster en het mannenhuis een veldhospitaal. Een tramlijn liep dwars door de gemeente naar de frontlijn. Tal van burgers vonden de dood door het oorlogsgeweld. Bij de doorbraak in oktober 1918 sneuvelden meer dan 100 soldaten op de gemeente.
  • Tijdens de Leieslag in mei 1940 kreeg de gemeente het hard te verduren. Kerk, huizen en boerderijen werden zwaar beschadigd door beschieting. Er vielen zes burgerlijke slachtoffers en er sneuvelden in totaal 17 soldaten, nl. 12 Duitsers, 4 Belgen en 1 Engelse.